Een sprookje (1)

Lang geleden was er eens een land aan de andere kant van de wereld dat boeiend leek. En warm, altijd warm. Waar men dagelijks in zomerkleren naar het werk ging en aan het einde van de dag op het strand vertoefde. Waar plezier maken belangrijker was dan werken. Het land van de lange weekenden. Volop genieten.

Het land dat Down Under genoemd werd en tot de verbeelding sprak.

Het land waar kangoeroes een skippy-vriend wilden zijn en waar koala’s als kleine teddyberen troost boden. Het land waar ieder huis een zwembad in de tuin had en palmen de badgasten een koele bries toewuifden.

Het land van verkoelende bossen. Bossen waarin de meest zeldzame orchideeën groeiden en wilde bloemen een natuurlijk boeket vormden.

Het land van buitenleven, zonnen en surfen.

Het land waar het sap van kokosnoten, mango’s en papaja’s van de kin afdroop. Een tropisch smulfestijn.

Het land waar men in grote auto’s lange afstanden reed. Eén hand aan het stuur en meditatief wegen zonder stoplichten volgen.

Het land waarin boeren op provincie-grootte landerijen woonden en samen met vrouw en kinderen op romantische wijze voor voedsel zorgden. Of waarin ze heldhaftig soms branden bestreden, wat dan geheid eindigde in een gepassioneerde liefde tussen twee hoofdrolspelers in het drama.

Het land van melk en honing, zo kenden we het. Aboriginals met de didgeridoos, clapsticks, dotpaintings en in stereotype speerwerpende houding staande mannen maakten het contrast met die melk en honing tropisch paradijselijk.

‘Wat een prachtig land,’ dachten zij die Nederland wilden verlaten.

Het land waarin men geen huis hoefde te bezitten omdat in een caravan rondreizen avontuurlijker leek. Het was het land van de zogenaamde “grey nomads”. Welke grootouder zou er zo niet van kleinkind tot kleinkind willen reizen? En kon reizen niet dan woonde men in een groot huis, met in ieder geval twee badkamers, vier slaapkamers en een enorme “backyard”.

Het land waar Adri, mijn liefste, geboren was en graag weer wilde wonen.

Het land waar zoveel ruimte was en kinderen een heerlijke vrijheid genoten.

Het land aan de andere kant van de wereld en toch maar een vliegreis van Nederland vandaan.

‘Hm, het is niet altijd rozengeur en maneschijn,’ probeerde Adri heel voorzichtig, maar weinig overtuigend.

‘Ach, ik wen overal wel,’ zei ik moedig. ‘Overal waar jij bent zal ik gelukkig zijn. Als jij zo’n heimwee hebt gaan we daar naar toe. Voor mij maakt het niet zoveel uit waar ik woon. Ik pas me makkelijk aan. En brieven schrijven naar vrienden en familie heb ik altijd leuk gevonden.’

Mijn woorden gaven mij een gevoel van vrijheid. Wat was ik toch een free spirit. Ik kon alles aan. Ik had er zin in.

The world was my oyster. En ik schreeuwde het bijna van de daken:

‘Here I come Australia!’

Previous
Previous

Dutch auction (2)