Kerst in het kwadraat (15)

Het eerste Kerstfeest in Australië vergeet ik nooit meer.

Kerstballen die bijna onder de hitte bezweken. Engelenhaar dat als natte dotjes op kartonnen poppetjes plakte. Een kerstboom treuriger dan de meest hangende wilg.

Eind december.

Niks geen midden in de winternacht.

Hartje zomer! Veertig plus.

Een kerstboom waar weken van te voren al kado's onder lagen te smelten. En als moeder hoopte ik dat er geen kadootjes onder de boom lagen die konden bederven. Toegegeven, een wezenlijk Kerstfeest was waarschijnlijk ook voor onze kakkerlakken en ander ongedierte bestemd, maar liever hield ik die buitenshuis.

Het hele Rudolf de Reindeer scenario kwam in de derde week van december al door de straten gescheurd in de vorm van een opgedofte kerstman, hooggezeten op een brandweerauto. De sirenes als de rinkelende bellen en de goedgebuikte man in de rode kledij en met de witte baard strooide allerlei snoepgoed de straten in.

‘Hohohoho!’

Opgewonden kinderen renden het huis uit, graaiden naar al die heerlijkheden. Wie zoet is die krijgt lekkers. Niet alleen met Sinterklaas dus.

‘Pas op voor de man die je met snoepjes in de auto probeert te lokken,’ was weken eerder de boodschap die kinderen op school aangereikt kregen. ‘En de Kerstman dan, juf?’

‘Nee, de Kerstman is goed.’

De avond voor Kerst togen we naar het centrum van het grootste dorp in de omgeving. Daar kwamen alle inwoners van die streek jaarlijks bijeen.

Iedereen nam een plaid mee, een picknickmand, kaarsjes en lucifers. Weldra lagen we klaar bij nachte, onbekende families in saamhorigheid, en in de muziekkapel stond het plaatselijke koor ‘Joy to the world.’

De avond straalde een warmte uit die niets met het klimaat te maken had. Dat vond ik wel heel bijzonder.

Zodra de schemering inzette staken we allemaal onze kaarsjes aan als flikkerende sterretjes in de nacht, dichter bij vrede, dichter bij elkaar.

Even dat gevoel dat het mogelijk kon zijn.

Langer dan die ene avond.

Maar ook hier in de warmte werd het koeler en na verloop van uren  droop iedereen weer af naar eigen huis.

De volgende dag, het bed uitgebrand, pakten de kinderen enthousiast de kado's uit. Nou ja, dat wat niet eetbaar of smeltbaar bleek.

Het was werkelijk een kom verwonder je hier, mensen. “Kijk eens wat hier in zit.. en dáár.. en o, dit wilde ik altijd al zo graag hebben, tot.. zucht.. alweer een boek.. .wat fijn een digi-ding.. dankjewel lieve kerstman.. was jij dat mama?”

“Nee, het was papa dit keer.”

Al met al was het geen slechte Kerst. Barbecue, bier, strand, airconditioners. Wennen, maar het had zeker heel mooie momenten. Zelfs nadat we diezelfde maand traditiegetrouw ook Sinterklaas hadden gevierd. Ik bedoel maar, die konden we toch niet in de steek laten?

Een half jaar later nodigden vrienden ons uit Kerst bij hen te vieren. ‘Maar, eh, Kerst hebben we toch al gehad? Je maakt zeker een grapje?’ Ik bedacht dat ik Adri, als we weer thuis waren, zou vertellen dat ik echt moest wennen aan die Ozzie humor.

Onze vriend schudde zijn hoofd. Geen grapje. ‘Er is ook nog zoiets als Kerst vieren in de winter,’ zei hij. ‘Want zeg nou zelf...ook al ben ik in Australië geboren en getogen…Kerst in de hitte is het toch niet helemaal? Mist die sublieme sfeer van kou, sneeuw, ijzel, gure winden en korte dagen.’

‘Maar zulke gure dagen  hebben we hier toch niet?’ De verbazing sloeg uit mijn stem als een ijspegel die van het dak af rolde.

‘Nee, dat weet iedereen ook wel, maar we kunnen het toch op zijn minst proberen na te bootsen? Dat lukt het best in wintertijd. 23 juli, oké? Komen jullie? We doen ook kadootjes voor de kinderen.’

De kinderen juichten en ik spoedde me weer naar de speelgoedwinkels: meer boeken, digi-dingen, sokken, spelletjes...

Zalig Kerstfeesten in Australië.

Previous
Previous

Sneeuwderrie (16)

Next
Next

Hemelblauw