Eén dak, twee daken (12)

Wie in Australië permanent in een huis wil wonen zal huiseigenaar moeten worden. En de hypotheek betalen.

Wie een huis huurt en geen vastgelegd contract heeft, kan er zonder opgave van reden na opzegging uitgezet worden. Of je dat nou leuk vindt of niet. Alleen bent of met een reeks kindjes. Oud of jong. Dik of dun. Als je huurt ben je niet zeker van je verblijf. Niet mèt een contract en al helemaal niet zonder een contract.

Eerlijk gezegd huurden wij ook in Nederland. Dachten wel over het kopen van een huis na, maar besloten iedere keer dat het ons niet de moeite waard was.

A-, B-, of C premie woningen deden het niet voor ons. Ze hadden tot Z door kunnen gaan, maar we woonden prima in ons comfortabele huurhuis van de woningbouwvereniging en we maakten het huis helemaal eigen.

Heel anders dan in Australië. Voordat we in aanmerking kwamen voor een huurhuis moesten we aan een serie voorwaarden voldoen.

Om een bewijs van goed gedrag te krijgen, moest iemand ons minimaal twaalf maanden kennen. Onmogelijk als je net geëmigreerd bent. En we woonden dan ook die eerste tijd, met drie kindjes, in een kleine caravan.

Vervolgens moesten we bankrekeningen overleggen. En zo’n beetje het bewijs leveren dat we op tijd betalende en huis-schoonmakende, nooit overlast-veroorzakende, nimmer de muziek-te-luid-zettende huurders waren.

Geen huilende kinderen bezaten.

Ook geen feestvierende tieners onder onze hoede hadden.

Honden, katten of andere vierkruipers konden we ook vergeten.

Mochten we dan echt geen huisdieren? Zelfs niet als we heel goed voor ze zorgden, beloofden dat ze geen geluid of beweging maakten? Jawel, natuurlijk mochten we wel een huisdier. Meer dan één zelfs. Goudvissen.

Wij bleken perfect, onze kinderen maakten geen geluid, we hadden zelfs geen vissen of hagedisjes en we bezaten troep- en vuil fobieën. En eindelijk mochten we een contract tekenen dat ons het gebruik van een huis toestond voor een periode van een jaar. De lengte van het contract hing van de eigenaar van het huis af, maar was zelden langer dan een jaar.

Opgelucht traden we ons eerste huurhuis binnen.

Gordijnen hoefden we niet op te hangen, die hingen er al tientallen jaren. Vloerbedekking hoefden we ook niet te leggen, dat scheelde en overbodig veegden we de voeten op het wat kaal geschraapte tapijt. Dat het tapijt knalrood was en de muren groen, ach, daar moesten we gewoon even aan wennen.

Verven?

Nee, dat mocht niet.

Schilderijtjes ophangen? Kon niet, want we mochten geen spijkertje of iets dergelijks in de muren slaan. We ontdekten zo’n vijf haakjes, aangebrachtdoor de eigenaar, op strategisch niet zichtbare plekken. Daar mochten we iets ophangen. We mochten wel zelf kiezen wàt dat dan was.

Het kooktoestel stond er al en er was een hout- of gaskacheltje aanwezig voor de frisse winteravond.

Hèt Australische huurhuis. Aan ons de taak het huis netjes te onderhouden en ervoor te zorgen dat de tuin er groen en fris en verzorgd uit bleef zien.

Wel even een temperatuur van veertig graden erbij bedenken en een strak stralende felgele zon die pal op de sprieten stond te branden. Maar dor gras mocht niet het resultaat zijn van deze onverbiddelijke zon en dus sproeide de waterslang dag en nacht. Wat ons, vanwege de waterbeperkingen, een boete op kon leveren.

En dan de huurinspecties. We boften, het was eerst eens per maand, maar werd na een half jaar eens per kwartaal. Toen ik na een zoveelste inspectie thuiskwam en er een briefje op de tafel lag van de makelaar met de prijzende boodschap hoe prachtig schoon de raamkozijnen waren, spatte ik in drift uitéén. Ik had schoon genoeg van die inspecties, het voortdurende verstoppen van flessen alcohol, persoonlijke documenten, slipjes en de tijd die ik onnodig aan schoonmaken en opruimen moest besteden.

De balans was gauw opgemaakt en Adri en ik kochten een huis, verkochten het huis jaren later weer, schaften een grotere woning aan. En de dag kwam waarop we overwogen een tweede huis te kopen en te verhuren.

‘We moeten wel weten wie we in huis halen? Ik bedoel maar, stel dat ze ons huis afbreken, we hebben er zo hard voor gewerkt.’ Adri zuchtte.

‘Ja, of dat ze mijn tuin laten afsterven. Alle planten die dan doodgaan?’ Ik keek Adri instemmend aan.

‘Een tweede huis is wel belasting aftrekbaar. En een derde, en een vierde..’ Adri probeerde de voor- en nadelen op te schrijven.

‘Ik ben blij met ons eigen huis, waar we onze gang kunnen gaan. Ik zou dat huurders ook wensen,’ zei ik.

‘Eén huis, daar blijft het bij. Hoeveel meer daken hebben we tenslotte boven ons hoofd nodig.’ Adri verscheurde het voor- en nadelen briefje en wierp de stukjes in de prullenmand.

Previous
Previous

Overstroming

Next
Next

Sunset